optreden | agado, agi, elpaŝi, elpaŝo, prezentado |
agado | actie, gedoe, handeling, optreden, toedoen, werking |
agi | ageren, bezig zijn, doen, handelen, optreden, te werk gaan |
arbitracii | als scheidsrechter optreden, arbitreren |
elpaŝi | naar buiten komen, optreden, stelling nemen, uitkomen |
elpaŝi kiel | optreden als |
elpaŝo | optreden |
ludi la rolon de | optreden als |
prezentado | aanbieding, optreden, presentatie, uitvoering, voorstelling |
spiti | tarten, trotseren, uitdagend optreden tegen |
als scheidsrechter optreden | arbitracii |
optreden als | elpaŝi kiel, ludi la rolon de |
uitdagend optreden tegen | spiti |