op het spel zetten | riski |
op | eksterlita, elĉerpita, ellitiĝinta, elspezita, eluzita, formanĝinta, foruzita, je, leviĝinta, pro, supren, sur |
abata | op een abt betrekking hebbend |
aboni | geabonneerd zijn op |
aĉeti aŭkcie | mijnen, op een veiling kopen |
aĉeti kredite | op krediet kopen, poffen |
aĉeti partpage | op afbetaling kopen |
agonii | op sterven liggen, zieltogen |
akcenti | accentueren, beklemtonen, de klemtoon leggen op |
akcidentema | een grotere kans op ongelukken lopend |
aktuale | momenteel, op het ogenblik, tegenwoordig, thans |
aldone | extra, op de koop toe |
alifoje | een andere keer, op een andere keer |
alimaniere | anders, op een andere manier |
alkroĉi la ricevilon | de telefoon op de haak leggen |
alkutimiĝi al la laboro | op dreef komen |
alvenonta | op handen |
amegi | dol zijn op, gek zijn op, zielsveel houden van |
angle | in het Engels, op zijn Engels |
antaŭĝoji pri | zich verheugen op |
antaŭvidi | bedacht zijn op, verwachten, vooruitzien, voorzien |
anticipe | alvast, bij voorbaat, op voorhand |
anticipi | anticiperen, prejudiciren, vooruitlopen, vooruitlopen op |
antropoida | op een mens gelijkend |
apelacii | appelleren, een beroep doen op, in appl gaan, in beroep gaan |
apelacii al | een beroep doen op |
apogei | zich op het toppunt bevindend |
apogi sin sur | steunen op, zich beroepen op |
aposteriora | a posteriori, op feiten gebaseerd |
apriora | a priori, op theorie gebaseerd |
arabe | in het Arabisch, op zijn Arabisch |
atenci | aanranden, een aanslag plegen op, zich vergrijpen aan |
atenti | acht slaan op, letten op, opletten, oppassen, passen op |
atenti | acht slaan op, letten op, opletten, oppassen, passen op |
atentigi | attenderen, attent maken, een wenk geven, opmerkzaam maken op |
atentigi iun pri | iemands aandacht vestigen op |
atentigi pri | attenderen op, attent maken op, naar voren brengen |
aventure | op de bonnefooi |
aventurema | avontuurlijk, op avontuur belust |
avidi | azen op, begeren, dorsten naar |
baze de | op basis van |
Bergen op Zoom | Bergen op Zoom |
bicikle | op de fiets, per fiets |
bobeni | op een klos winden, opwinden, spoelen, winden |
boli | borrelen, koken, op het kookpunt zijn, zieden |
Broek op Langedijk | Broek op Langedijk |
buŝosurbuŝa spirigo | mond-op-mondbeademing |
celi | bedoelen, beogen, mikken, mikken op, rooien, ten doel hebben |
celi al | doelen op, duiden op |
certagrade | tot op zekere hoogte |
certgrade | tot op zekere hoogte |
ĉasi | bejagen, jacht maken op, jagen |
k.t.p. | enz. |
het | al la, ĝi, ĝin, l', la |
akordi | het eens zijn, overeenstemmen, samengaan |
akordi bone kun | het goed kunnen vinden met |
aktuale | momenteel, op het ogenblik, tegenwoordig, thans |
al la | aan de, aan het, de, het, naar de, naar het |
al la | aan de, aan het, de, het, naar de, naar het |
alfronti | het hoofd bieden |
alilande | in het buitenland |
amen | amen, het zij zo |
amindumi | het hof maken, scharrelen, vrijen |
angle | in het Engels, op zijn Engels |
antaŭ ĉio | in het bijzonder, inzonderheid, vooral |
antaŭvidigi | in het vooruitzicht stellen |
apercepto | opneming in het bewustzijn, waarneming |
apogei | zich op het toppunt bevindend |
arabe | in het Arabisch, op zijn Arabisch |
aranĝi la liton | het bed opmaken |
asigni | betekenen, dagen, dagvaarden, toewijzen, voor het gerecht dagen |
aspekte | naar het uiterlijk |
aspekti | er uitzien, het uiterlijk hebben van |
atingi multon | het ver brengen |
atrio | atrium, boezem, boezem van het hart |
batali ĝisdecide | het uitvechten |
boli | borrelen, koken, op het kookpunt zijn, zieden |
bonfarti | het goed maken, zich goed voelen |
bonvoli al | een goed hart toedragen, het goed voorhebben met |
bruski | voor het hoofd stoten |
cedi | afstaan, het veld ruimen, toegeven, wijken, zwichten |
cerbumi | piekeren, zich het hoofd breken |
ĉasi sur la grundo de | in het vaarwater zitten van |
ĉefi | aan het hoofd staan, aan het hoofd staan van, leiden |
ĉesigi la sieĝon | het beleg opbreken |
ĉie en la | overal in de, overal in het |
ĉikani | bedillen, haarkloven, het lastig maken, muggeziften, vitten |
ĉikaze | in het onderhavige geval |
ĉirkaŭe | daaromheen, eromheen, in het rond, ongeveer, rondom |
ĉiuhore | om het uur |
ĉu ne | is het niet, nietwaar, of niet |
ĉu ne? | is het niet?, nietwaar?, toch? |
de nun | in het vervolg, van nu af aan |
dekrepito | het uit elkaar springen van kristallen |
dereliĝi | ontsporen, uit de rails lopen, uit het spoor raken |
detala | ampel, gedetailleerd, in het klein, omstandig, uitvoerig |
detali | in details behandelen, in het klein verkopen |
deveni | afstammen, het gevolg zijn van, ontspruiten, voortkomen |
diastolo | uitzetting van het hart |
diskutinda | het bespreken waard |
domaĝi | bejammeren, betreuren, het jammer vinden van, ontzien, sparen |
dubigi | aan het twijfelen brengen, twijfelachtig maken |
dumviva | levenslang, voor het leven |
edziĝi | in het huwelijk treden, trouwen |
k.t.p. | enz. |
spel | ludo |
ludo | spel |
riski | kans lopen, op het spel zetten, risico lopen, riskeren, wagen |
op het spel zetten | riski |
Zetten | Zetten |
zetten | formiĝi, infuzi, komposti, meti, munti, redukti, sidigi |
Zetten | Zetten |
akuzativigi | in de vierde naamval zetten |
ekkuri | het op een lopen zetten |
ekpaŝegi | de pas erin zetten |
eksidi | gaan zitten, plaatsnemen, zich zetten |
enkadrigi | in een lijst zetten, inlijsten, vatten |
enlistigi | inschrijven, op een lijst zetten |
enmuzikigi | op muziek zetten |
enstaligi | op stal zetten, stallen |
erarigi | misleiden, op een dwaalspoor zetten |
formiĝi | ontstaan, zetten |
garaĝi | op een zijspoor zetten, stallen |
ĝustigi | gelijkzetten, goed zetten, rechtzetten, stellen |
hirtigi | opzetten, rechtop zetten |
infuzi | aftrekken, laten trekken, zetten |
interkrampigi | tussen haakjes zetten |
inundi | inunderen, onder water zetten, overstromen |
komposti | zetten |
kontraŭagi | de voet dwars zetten, tegengaan, tegenwerken |
laŭliniigi | op rijen leggen, op rijen zetten |
listi | op een lijst zetten |
malfermeti | een stukje openen, op een kier zetten |
malliberigi | gevangen zetten, opsluiten |
mati | mat zetten |
matigi | schaakmat zetten |
meti | leggen, plaatsen, steken, stellen, stoppen, zetten |
meti interkrampe | tussen haakjes zetten |
munti | monteren, zetten |
muzikigi | op muziek zetten |
plirapidigi la aferon | er vaart achter zetten |
postenigi | doen terugdeinzen, op post zetten, posteren |
prepari teon | thee zetten |
pretigi kafon | koffie zetten |
prudentigi | op zijn nummer zetten |
redukti | herleiden, inkrimpen, reduceren, vereenvoudigen, zetten |
rimigi | laten rijmen, op rijm zetten |
riski | kans lopen, op het spel zetten, risico lopen, riskeren, wagen |
scenigi | in scne zetten, regisseren |
sidigi | zetten |
staki | op een stapel zetten |
subakvigi | onder water zetten, onderduwen, tot zinken brengen |
ŝakigi | schaak zetten |
trasorbigi | in de week zetten, weekmaken, weken |
vaksi | in de was zetten, met was inwrijven |
Zetten | Zetten |
de pas erin zetten | ekpaŝegi |
de voet dwars zetten | kontraŭagi |
er vaart achter zetten | plirapidigi la aferon |
gevangen zetten | malliberigi |
goed zetten | ĝustigi |
het op een lopen zetten | ekkuri |
k.t.p. | enz. |